Gun kinderen hun eigen label!

#eigenlabel

Hieronder schetsen wij kort een aantal mogelijke oorzaken van de toename van het aantal gediagnosticeerde psychiatrische stoornissen bij kinderen in Nederland:

Opvoeden anno nu; Kansen en keuzes

We leven in een maatschappij waarin we veel van onszelf en onze kinderen verwachten. Dat is ook logisch; we leven in een wereld vol met kansen en keuzes. Een individueel mensenleven is voor ons een project geworden waarin we succes willen behalen. We zijn daar geheel zelf verantwoordelijk voor. Pech hebben en het lot lijken te worden onderschat. We worden daarin gestimuleerd door het  huidige overheidsbeleid dat sterk inzet op bevordering van zelfredzaamheid van burgers en op het verminderen van overheidssteun. Kinderen worden gezien als een verlengstuk van ons succesvolle leven. Er zijn dan ook nog nooit zoveel kinderen beland op de HAVO of in het VWO als nu[0]. Maar het opvoeden is er daardoor niet gemakkelijker op geworden.

Het begint al vroeg; de groeicurves van het consultatiebureau worden onderling vergeleken door onzekere ouders, die niets liever willen dan dat hun kind op z’n minst ‘normaal’ is. Wij lijken tegelijkertijd de bandbreedte van wat als ‘normaal’ wordt beschouwd te versmallen; afwijkingen van het gemiddelde lijken steeds minder te worden getolereerd. Misschien zijn wij wat dat betreft op zoek naar wat houvast in deze wereld vol veeleisende mogelijkheden.

Daarnaast zien wij veel kinderen die lijden onder het grote aantal (v)echtscheidingen in Nederland. Het levert verdrietige, soms zelfs depressieve kinderen op met bijvoorbeeld concentratie- en eetproblemen, druk uitdagend gedrag en zelfs automutulatie. Daarbij komt nog dat huiselijk geweld nog steeds een onderschat probleem is. Ook ouders die zelf psychiatrische problemen hebben en helaas door bezuinigingen minder goed behandeld worden, kunnen voor kinderen serieuze problemen opleveren.  Het lijkt erop dat het sociale netwerk om een gezin heen vroeger wellicht groter was. 'Het veilige thuis' was er misschien vroeger ook niet altijd….maar de indruk is dat het nu minder veilig is voor kinderen dan vroeger. 

Wanneer een kind dan niet geheel voldoet, kunnen wij het ‘storende’ gedrag te snel afdoen als een stoornis aan de kant van het kind, dan hoeven wij namelijk niet naar onszelf te kijken, naar onze verwachtingen, onzekerheden en ergernissen. Die zeggen namelijk slechts iets over ons en dat zou betekenen dat we zelf iets moeten veranderen om te zorgen dat het kind echt zichzelf kan zijn in deze wereld.

We moeten beseffen dat kinderen met een diagnose nog steeds ‘normale’ kinderen zijn. Hun gedrag wijkt in sommige situaties misschien wat af, maar verder is het een volkomen normaal kind. Het krijgen van een diagnose kan belangrijk zijn, want deze geeft toegang tot behandeling, die ervoor zorgt dat het kind nog vaker normaal zal zijn.

Competentiegericht  en Passend Onderwijs

Ons onderwijssysteem is erg competentiegericht; de leerplannen en einddoelen staan centraal. Het voornaamste doel is iedereen naar die einddoelen te leiden binnen een afgebakende tijd. We verwachten daarbij heel veel concentratie en rust van leerlingen, waardoor degenen die zich daar minder aan houden, snel worden ervaren als storend.

Het begint al vroeg met een allesbepalende CITO toets; terwijl deze toets allerlei talenten van kinderen niet ‘meet’. Daardoor waarderen wij sommige eigenschappen van kinderen niet, waarmee zij straks wel degelijk prima kunnen participeren in onze maatschappij. Denk bijvoorbeeld aan creativiteit, spontaniteit, originaliteit, bewegingsvaardigheden, leiderschap en samenwerking.

Tot voor kort was voor scholen een medische diagnose bij een kind nodig om in aanmerking te komen voor een ondersteunend (financieel) rugzakje van de overheid. Het beleid leidde tot een enorme toename van psychiatrische diagnoses bij kinderen. Zowel scholen als ouders deden veelvuldig aan zelfdiagnose, al dan niet bijgestaan door snelle testjes op Internet. Gelukkig bestond bij de Overheid ook het besef dat het beter is de recht op zorg niet langer te koppelen aan een 'label'.  

Per 1 augustus 2014 is namelijk de Wet Passend Onderwijs ingegaan, waarbij een diagnose niet meer noodzakelijk is om op school meer (financiële) ondersteuning te krijgen voor een kind. Volgens de Wet zijn scholen voortaan verplicht een geschikte onderwijsplek te vinden voor al hun ‘zorgleerlingen’ (nog steeds een label?). Kinderen moeten de kans krijgen zoveel mogelijk regulier onderwijs te volgen, zodat er ook minder een beroep gedaan wordt op het speciaal onderwijs. Zo kunnen kinderen optimaal meedoen in de samenleving en zijn de leerlingen beter voorbereid op een vervolgopleiding. Door het geld niet meer te verbinden aan een diagnose kan de ondersteuning flexibeler worden georganiseerd.

Het leerlinggebonden budget verdwijnt, het geld gaat voortaan rechtstreeks naar één van de 150 regionale samenwerkingsverbanden van tientallen reguliere en speciale scholen. Zij moeten ervoor zorgen dat alle leerlingen geschikt onderwijs krijgen.  Daarbij zouden zij meer kunnen uitgaan van de onderwijsbehoefte van ieder kind en niet meer vanuit de stoornis van een kind. Wij hopen dat het systeem van Passend Onderwijs zal bijdragen aan het minder ‘labelen’ van kinderen en dat scholen meer zullen uitgaan van de eigenheid van kinderen.

Een wereld vol met media

We leven in een wereld waarin media steeds belangrijker zijn geworden. De huidige generaties kinderen groeien op met internet en mobiele telefoons en worden haast non-stop geprikkeld. Naast alle voordelen die deze mediaontwikkelingen met zich mee brengen, kleven er natuurlijk ook nadelen aan, die misschien een rol kunnen spelen bij het ontstaan van problemen bij een bepaalde groep kinderen. Het is dus een goed idee om ons te verdiepen in de mogelijk minder leuke effecten van dat veelvuldige mediagebruik door kinderen.

Orthopeden vertellen ons dat de motorische fitheid van kinderen afneemt en waarschuwen zelfs voor de zogenaamde gameboy-rug[1]. Andere deskundigen koppelen het mediagebruik aan het ontstaan van overgewicht bij kinderen. Te veel en langdurig stil en in dezelfde houding zitten is voor niemand goed, zeker niet voor opgroeiende kinderen. Het kan een negatief effect hebben op de levensvreugde en eigenwaarde van kinderen.

Daarnaast kunnen kinderen lijden aan slaaptekort[2] door het directe effect van het licht, dat leidt tot onderdrukking van melatonineproductie. De mobiele telefoon naast het bed stoort het inslaapproces en kan storen tijdens de slaap. Dit kan weer gevolgen hebben op schoolresultaten, overgewicht, stemmingsstoornissen en meer risicovol gedrag door kinderen.

Facebook en andere sociale media maken niet altijd gelukkig. De mooi gepresenteerde beelden van anderen kunnen jaloezie, onzekerheid, stress, een negatief zelfbeeld en zelfs psychische problemen veroorzaken. Jongeren lijden ook aan Social Media Stress en FOMO (Fear of Missing Out); ze zijn bang om er niet bij te horen en belangrijke sociale bijeenkomsten te missen[3].  

Daarentegen kan een overmatig beeldschermgebruik juist ook een indicatie zijn voor onderliggende klachten zoals depressie, trauma en sociale isolatie.

Digitaal pesten kan ook een oorzaak zijn van psychisch leed bij kinderen. Het is een onzichtbare vorm van pesten die meestal in combinatie met fysiek pesten plaatsvindt. De mobieltjes vallen buiten het blikveld van opvoeders, voor wie het daardoor heel moeilijk is om digitaal pesten te signaleren en te behandelen[4].

Veel achter een scherm zitten kan CVS (Computer Vision Syndrome) veroorzaken, met branderige, droge of tranende ogen, hoofdpijn, dubbelzien en wazig zien. Wanneer dit het geval is, dan is het belangrijk meer pauzes te nemen, te letten op de werkafstand, de knipperfrequentie, de schermpositie en de beeldschermkwaliteit[5].

Ongeveer 6 procent van de jongeren kampt met problematisch internetgedrag en hebben moeite dit onder controle te houden. Bij een kleiner aantal is er sprake van klinische verslavingsproblematiek. Mediaverslavingen kunnen leiden tot angsten, depressie, concentratieproblemen, of zelfs regel-overtredend gedrag[6].

Dominantie van de ‘harde’ biomedische wetenschap

Wetenschappers en onderzoekers zijn bezig om bepaalde verschijnselen te beschrijven en te categoriseren. Zelfs complexe materie zoals menselijk gedrag proberen zij op basis van clusters van gedragingen onder te verdelen en te beschrijven zodat iedereen weet waar zij het als experts over hebben.

Gedrag van individuen is alleen heel moeilijk te verklaren, te voorspellen en daardoor heel moeilijk in ‘hokjes’ te plaatsen. Toch is dat wat de biomedische wetenschap probeert met een groep mogelijke symptomen die zij dan samenvat in één woord, bijvoorbeeld ADHD. Wij zijn geneigd om deze ‘wetenschappelijke’ categorie te beschouwen als een bewezen ding, een stoornis, een oorzaak, een afwijking, en zelfs als een vaststaande hersenaandoening en niet slechts als een beschrijving van een mogelijke combinatie van gedragingen van een groep mensen in onze maatschappij. Het is een ‘hard’ label geworden. We gaan daarmee voorbij aan het feit dat er binnen zo’n mogelijke combinatie van gedragingen een enorme hoeveelheid variaties mogelijk is.

Wanneer je vanuit een andere ‘zachtere’ wetenschap naar een groep kinderen met problemen in hun interactie met de omgeving zou kijken, bijvoorbeeld vanuit de sociologie, dan zouden beschrijvingen op basis van samenlevingsvormen, groepsdruk en de interactie tussen mensen mogelijke clusters van symptomen opleveren, maar die zijn een stuk ‘vager’ dan die uit de harde biomedische hoek en niet eenvoudig samen te vatten in één woord en dus nemen we deze niet zo snel aan als bewezen feit.

Wij zien de problemen die kinderen ervaren met hun dagelijkse omgeving soms ten onrechte als een medische kwestie en behandelen hen ook zo, al dan niet met medicijnen. Psychiatrisering is de neiging om gedrag dat afwijkt van een sociaal-maatschappelijke norm automatisch te beschouwen als uiting van een psychiatrische stoornis.  

Binnen de biomedische wetenschap wordt (te)veel belang gehecht aan hun ‘bijbel’, de DSM-V, een handboek met classificaties van psychiatrische stoornissen, waardoor zelfs binnen de wetenschap te veel wordt uitgegaan van vaststaande categorieën[7].

 
 
 
 
 
 

Een nieuwe generatie van moeilijke kinderen?

Het aantal kinderen in Nederland met een officiële diagnose voor een psychiatrische stoornis is in de laatste jaren explosief gestegen[1]. Denk aan diagnoses voor ADHD, PDD-NOS, Anti-Sociaal, Manisch-depressief, ADD, Borderline, Bipolair en nog vele andere stoornissen.

  • De vraag is: Zegt dat iets over onze kinderen of over onze maatschappij?

Betekent het dat onze kinderen moeilijker geworden zijn? Of dat zij het in deze tijd en maatschappij moeilijker hebben om tot hun recht te komen en goed te kunnen participeren? De vraag is dan; is dat erg, hoe komt dat en wat kunnen wij daar aan doen?

[1] http://www.gezondheidsraad.nl/nl/taak-werkwijze/werkterrein/optimale-gezondheidszorg/participatie-van-jongeren-met-psychische

 

Een diagnose mag een kind niet belemmeren

Wanneer een diagnose een kind verder helpt en belemmeringen oplost, dan kan niemand daar iets op tegen hebben. Maar wanneer een diagnose juist belemmeringen veroorzaakt, waardoor een kind niet goed kan participeren in onze samenleving, dan lijkt het niet verstandig te vroeg, te snel en te hard een uitsluitend medische diagnose te geven.

Er kleeft namelijk een aantal belangrijke nadelen aan het ‘bestempelen’ van kinderen met een psychiatrische diagnose. Klik hier voor een schets van deze nadelen. 

Kinderen leven in veranderende tijdgeest

Hoe komt het nu dat we in deze tijd zo’n enorme toename van kinderen met psychiatrische diagnoses zien? Dat is een complexe vraag omdat veel factoren daar invloed op hebben. Denk aan veranderende opvoedstijlen, onderwijssystemen, overheidsbeleid, visies vanuit de wetenschap, nieuwe media-ontwikkelingen en een actieve farmaceutische industrie.

Toch is het wel belangrijk je daar enigszins in te verdiepen, zodat je meer inzicht krijgt in alle krachten die meespelen in dit veld. Klik hier voor een beschrijving van de oorzaken.